Dit is de vreemdste tv-productie die ik heb geregisseerd. Ergens op de grens tussen kunst, Man bijt Hond en morbiditeit. Soms smeet een dichter de hoorn op de haak als we alleen al het idee uitlegden. Dan weer kregen de telefoongesprekken onbedoeld een hoog absurdistisch gehalte. “Wilt u iets schrijven over een platgereden egel? Of vindt u het misschien leuker om een onthoofd hert te bezingen? We hebben ook nog een dode das, maar daar heeft u misschien niets mee.”
Sommige dichters kwamen zelf met een idee. Dan moesten we op zoek naar dode meeuw, een egel of een konijn. Als we de dierenopvang aan de lijn hadden, vroegen ze wat we dan met zo’n dood dier wilden doen. “Tegen een autoruit laten vallen?” Je zag ze fronsen aan de andere kant van de lijn.
Ondertussen bestookten we ‘onze leveranciers’ met vragen om informatie te vergaren waarmee we dichters konden inspireren. Waar is de meeuw aan gestorven? Heeft een dode mug bloed in zijn buik? Is het hert al aangevreten door maden, want we hoeven niet per se horror te maken.
Bij de dode ijsvogel kregen we een brief mee van het natuurmuseum; met een beschermde vogel in je kofferbak kun je opgepakt worden. Van alle gedichten was de ijsvogel het zwaarst om te filmen, omdat het beestje al iets te lang dood was. Op het moment dat we er hete filmlampen op richtten, werd de stank onhoudbaar. Met toilet-verfrisser probeerden we de lijkenlucht weg te spuiten. Tevergeefs. Het drong door tot in het diepst van je poriën. Handen wassen hielp niet meer.
Om van de stank af te zijn, besloten we onze dode vrienden voortaan in te vriezen. Een dappere redacteur heeft dus aan de eekhoornopvang moeten vragen of ze dode exemplaren wilden bewaren in hun koelkast tot wij met de camera en de dichter langskwamen. Dat scheelde in de stank, maar gaf weer nieuwe problemen: als we aankwamen waren ze soms nog niet helemaal ontdooid...
Een konijnenoortje is licht gekreukeld geraakt doordat het beestje in de magnetron te snel ontdooide. Als je zo’n dood konijn levenloos rondjes zag draaien in de magnetron, vroeg je je soms af waar je mee bezig was.
Als de dichter eenmaal op de set stond, bij het dode dier, viel alle stress van ons af. Uren staren naar zo’n overleden beest krijgt iets intiems. Of je met je familie steeds weer in de kist kijkt van een overleden dierbare. We keken op ons gemak hoe het dier eigenlijk in elkaar zat. Met een stokje verschoof je het kopje en keek je in de dode ogen van de hoofdrolspeler in onze film. Wat voor leven zou hij gehad hebben? Hoe waren zijn laatste minuten in het bestaan?
De dichters hebben een bevlogen requiem geschreven voor de dode dieren. Wij brachten met de camera een ode aan hun lijfjes.
Zo zijn ze vereeuwigd, in woord en beeld.
Opdat zij allen rusten in vrede.